Over Goden en Reuzen

Fragment uit: Over Goden en Reuzen


Freya, godin van de liefde, was in het verleden getrouwd geweest met Od. Deze Od had het bij zijn vrouw niet lang uitgehouden. Hij was vertrokken met onbekende bestemming en niemand had ooit nog iets van hem gehoord. Freya was verdrietig geweest, maar ze was niet lang eenzaam gebleven. Alle goden waren dol op haar, Alvader Odin wel in het bijzonder. Ondanks zijn huwelijk met Frigg maakte hij Freya tot zijn minnares.
    Freya leidde een bijzonder aangenaam leven. Ze werd door iedereen bewonderd en naar de ogen gekeken. Goed, ze was godin van de liefde en had zo haar werkzaamheden, maar bij de Asen had ze het daarmee toch nooit echt druk. Ze was dol op kleren en sieraden, die ze van Odin in overvloed kreeg, en ze hield ervan om mooi gekleed rond te rijden in haar wagen die door katten getrokken werd.
    Wat ze trouwens ook deed, was rondvliegen! Ze was namelijk in het bezit van een valkenpak en als ze dat aantrok, kon ze komen waar ze wilde. Maar toen ze op een mooie dag weer eens uit wilde gaan, had ze in een rit met de kattenwagen geen zin en in een vliegtochtje ook niet. Freya ging een eind wandelen.
    Na een paar uur lopen kwam ze langs de ingang van een grot die, zoals ze wist, de werkplaats was van een viertal dwergen. Foeilelijke wezens waren het, maar ze konden wel prachtige dingen smeden. Freya ging de grot binnen.   
De dwergen waren druk aan het werk en hoorden of zagen niets. De godin sloop naderbij en kon nu zien waar ze mee bezig waren: Een halssierraad, zo mooi dat ze een zucht van bewondering slaakte.
Dat hoorden de dwergen wél! Ze keken verstoord naar de vreemdeling die hen kwam storen.
‘Neem me niet kwalijk.’ zei Freya vlug. ‘Ik keek alleen maar even naar het sieraad dat jullie daar maken.’
De dwergen hadden inmiddels gezien wie ze voor zich hadden en keerden zich weer naar hun werk. Zwijgend. Ze kenden de godin en begrepen waar ze opuit was!  
    Na een lange stilte deed Freya een paar passen naar voren om het smeedwerk nog beter te kunnen zien. Het was van goud. Wit en rood goud, en het was versierd met groene edelstenen die in zilver gevat waren. Het was werkelijk schitterend! De godin kon haar ogen er niet van afhouden en fluisterde: ‘Het is subliem! Grandioos!´ En hardop vroeg ze aan de dwergen: ‘Hoeveel moet dit pronkjuweel kosten? Ik heb er veel goud voor over.’
    De oudste dwerg schudde het hoofd. ‘Goud hebben we genoeg. Deze halsketting is niet te koop. Het is het mooiste dat we ooit gemaakt hebben. Er zit wel een jaar werk in.’
    Maar Freya gaf niet op. Ze bleef zo lang en zo heftig aandringen, dat de dwergen ten slotte zeiden: ‘We zullen er over nadenken. Kom volgende week maar terug; dan hebben we een antwoord.’
illustratie: Els van Egeraat

Freya ging naar huis, maar na precies een week stond ze opnieuw in de dwergenwerkplaats. Het sieraad leek haar nog mooier en begerenswaardiger dan eerst. ‘Ik wil het perse hebben,’ zei ze. ‘Zeg maar wat ik ervoor moet geven.’
    ‘Uzelf.’ was het antwoord.
    ‘Mijzelf?’
De dwergen knikten. De oudste legde uit wat de bedoeling was. ‘U slaapt met ieder van ons één nacht, en na vier nachten is het sieraad van u. Het heeft trouwens een naam. Brisingamen heet het. Als u het draagt, zal het u nog beroemder maken dan u al bent.’ De dwerg deed een stap naar voren. ‘En? wat is uw antwoord?’
    Slapen met die dwergen, die allevier foeilelijk waren, met elk van hen één nacht? Freya griezelde ervan. Maar dat halssnoer, dat ongelooflijk mooie halssnoer! Moest ze daar zoiets afschuwelijks en bovendien onbehoorlijks voor over hebben?