Verhalen

De man met het hoedje
‘Hee, Tom!’ Maarten haalde zijn vriendje precies voor school in. ‘Ik zag hem gisteravond weer lopen,’ hijgde hij. ‘Het was al bijna donker, maar hij ging toch het bos nog in.’

‘In het donker?’ zei Tom verbaasd. ‘Wat moet die vent nou in het stikdonker in dat bos?’ Opeens gaf hij Maarten een stomp tegen zijn schouder. ‘Zal ik je es wat vertellen? Volgens mij is het een spion!’

in: EEN BOEK OF IK SCHIET
uitgever: Ploegsma



Kerstkind gezocht 
het kerstfeest van de dieren

Om vijf uur waren de os en de ezel op de mooiste plaatsen geïnstalleerd en alle lichtjes van de kerstboom brandden. De wolf hief zijn dirigeerstokje, de eenden haalden diep adem… maar opeens klonk er uit de zaal een luide kreet. ‘Stop!’
De wolf liet van schrik zijn stokje vallen. Alle dieren keken verbaasd naar de haas die zo hard had geroepen. De vos liep rood aan van woede, maar voor hij iets kon zeggen zei de haas: ‘Ik wil niet zeuren, maar volgens mij ontbreekt hier iets. We hebben een kerstboom en muziek, de os en de ezel zijn er, maar waar is het kerstkind?’


in: WINTERSPINSELS
uitgever: Ploegsma



Het ondergeschoven kind
De drie kinderen liepen als ganzen door het bos en het duurde niet lang of ze stonden voor de omheining van een grote open plek.
‘Kijk toch es,’ zei het zusje, ‘wat een kleuren!’
Ze keken naar de tomaten, de dahlia’s en de zonnebloemen. Ze keken naar het huis met het rode dak dat veel groter en hoger was dan ze eerst hadden gedacht, en ze keken naar de man die op de bank voor het huis zat met vierendertig emmers aan zijn voeten. Het was de grootste man die ze ooit hadden gezien.
‘Ooooooh…’ zuchtten ze tegelijk. En opeens wisten ze zeker dat het een reus was. Een reus zoals ze in sprookjes al zo vaak waren tegengekomen.

in: DE REUSACHTIGE WERELD VAN KLEIN DUIMPJE
uitgever: Ploegsma



Lucas en Kukel
‘Het is al zo’n rommel en nou ligt dat stomme konijn hier ook nog!’ roept mama. ‘Zou je dat beest niet es wegdoen, Lucas? Moet je zien, hij is helemaal kaal, met van die smerige vlekken. Hij heeft geen ogen meer en zijn ene oor is eraf.’
‘Ja maar…’ Lucas wil zeggen dat hij Kukel al zo lang heeft. Dat het hem niks kan schelen dat-ie een beetje kapot is. Dat hij van alles aan zijn konijn kan vertellen, ook al heeft het nog maar één oor.
Mama luistert niet. Met opgetrokken neus slingert ze Kukel in een hoek. ‘Je hebt voor je verjaardag skeelers gekregen, en je hebt het steeds over een eigen computer. Dan ben je voor een knuffel toch al veel te groot!’
Daar kon ze wel eens gelijk in hebben. Lucas vindt eigenlijk ook dat hij te groot is voor een knuffel. Hij vertelt op school ook nooit over zijn konijn, want dan lachen ze hem vast uit. Maar hij wil Kukel niet kwijt, dat weet hij wel zeker.

in: HET RECHT VAN DE BANAAN IS KROM, verhalen over kinderrechten
uitgever: Bakermat